Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [32]drijvers Mijns volks zijn [33]kinderen, en [34]vrouwen heersen over hetzelve. O Mijn volk! die [35]u leiden, verleiden [u], en den weg uwer paden [36]slokken zij in. 32. Dat is, strenge regeerders, of onderdrukkers. 33. Dat is, onervaren, hunne lusten volgende, als de kinderen. 34. Dat is, verwijfde mannen, die geen moed hebben. 35. Of, uwe leiders; dat is, uwe leraars en regeerders. Anders: die u gelukzalig achten; of roemen; verstaande zulke predikers, die de lieden kussens onder de ellebogen leggen, roepende: Het heeft geen nood. 36. Dat is, den weg, dien gij behoort te wandelen, verderven zij, gelijk als die iets verslindt of inslokt; of zij bedekken en verduisteren den weg, gelijk het ingeslokte verborgen en als ingewonden is. Vergelijk Num.4:20, of zij varen er heel lichtelijk over heen. Vergelijk Job 39:27, met de aantekening.